A Stitch To Wear
De voorloper van het gloednieuwe Vinyl magazine organiseerde in 1984 het enige optreden van The Smiths (samen met Nick Cave) in Nederland. Ik was acht en leefde voornamelijk in een groen/roze wereld, met teksten over kroketten en Smoorverliefd zijn. Van ‘belligerent ghouls’ had ik nog nooit gehoord. Echt goed Smiths-fan zijn vereist enige levenservaring en belezenheid. Gelukkig stond ik drie gebroken harten en vier woonplaatsen later gewoon alsnog vooraan bij een concert van Morrissey.
In mijn hoofd lag het aan mijn vooruitsnellende reputatie als begenadigd pop-dj, in praktijk waarschijnlijk toch meer aan het ‘Morrissey marry me’ shirt dat ik aan had, maar als een kind naar de Mora-fabriek werd ik achteraf meegenomen voor een meet ’n greet met The Mozfather. Nou ja, een handje in een vochtige backstage ruimte. En de mogelijkheid tot een vraag. Genoeg reden in ieder geval om zwart in de kop te worden. Een acute black-out. Een nachtmerrie op hol.
Als bezeten door een nooit eerder vertoond virus stamelde ik geheel onvrijwillig: “how late is it?”. De meest poëtische man van de twintigste eeuw antwoordde meteen “too late for another question” en liep triomfantelijk weg. En terecht. Was “I always get my sin” uit mijn mond gerold had ik nog zwoel kunnen proberen te kijken, of in het geval van “where is the VVV?” uiterst mysterieus. Maar de gelaagde banaliteit van “how late is it?” viel met geen mogelijkheid te repareren.
You stand on your own
You leave on your own
You go home
You cry and you want to die
Jas om schouders. Ziel onder arm. Vanuit de afterparty weerklinkt ‘How Soon Is Now?’. Voor het eerst baal ik dat de woorden van Morrissey altijd iets moeten zeggen over mijn leven. Maar dan staat dezelfde man die mij meenam backstage weer voor mijn neus. Met een T-shirt van het Southpaw Grammar album. En een briefje: “Never too late for a stitch to wear. Love, Steven Patrick Morrissey”.
Sindsdien is het licht nooit meer uitgegaan.
Laat een reactie achter