In Utrecht ligt een oplaasbare Dom langs de zijlijn. Vlak voordat de plaatselijke FC het stadion betreedt wordt het vormeloze hoopje rubber opgeblazen tot een fiere kerk. Waarvan de toren reist tot in de skyboxen. En de bogen dienen als gracieuze spelerstunnel. Zinderend van adrenaline en anticipatie betreden iedere twee weken tweeëntwintig gladiatoren hun gedroomde strijdtoneel via dit culfureel erfgoed. Het scheepvaartmuseum heeft replica’s van VOC schepen. Het Zonneveld museum heeft replica’s van Rembrandt schilderijen. FC Utrecht heeft een opblaasdom. Die na een paar minuten feilloze dienst weer als imploderende pudding achter de reclameborden verdwijnt.
In Manchester regent het. Vriend Remco en ik zitten in een café. Geen zorgvuldig op tripadvisor uitgezocht café. Een willekeurig café. We waren nat en moesten naar binnen. Ik staar naar de barvrouw. En dan met name naar haar enige tand. In Nederland vraag ik me inmiddels bij alles eerst altijd even af of iets een hipster statement is. Een postironische expressie. Maar dit is wat het is. Een barvrouw met één tand.
“Can I help you sir?” vraagt ze.
“Yes, two hot chocolate please?” antwoorden we blij.
“With a nice Little bird in your cream, yeah?”
Kijk, je hebt helemaal geen tripadvisor nodig om latte art te vinden!
“Ooohh, that would be lovely” kirren we terug.
De barvrouw krult haar onderlip stevig om haar tand, geeft een hijs aan de tap en sist:
“Does this look like fucking Starbucks to you?”
Ik kijk om mee heen. Bij een wand met vergeelde posters staart een echtpaar in trainingspak naar de maandprogrammering van een concerthal die al jaren gesloten is. Verderop hangt een tienerstel aan de stamtafel. Ze lijken te zoenen. Al zouden ze ook wel weer iets uit elkaars mond aan het eten kunnen zijn. Iedere vorm van passie ontbreekt.
Terwijl de bardame haar manke hond bij een slapende zwerver wegtrekt, wijst ze over haar schouder naar een tafeltje in de hoek waar een waterkoker en een pot oploskoffie staat. We besluiten toch maar een biertje te nemen. Remco en ik zitten ons halve leven al samen op voetbal en weten alles van verplicht bier drinken. Maar bij De Trekvogels hebben de pintjes tenminste nog een kraag. Hier slaat alles dood.
Call me morbid, call me pale.
De jukebox draait een plaat. Niet zomaar een plaat. Maar mijn lievelingsplaat. Half A Person van The Smiths.
Alsof dat niet genoeg is, veert iedereen op uit zijn bevroren positie. En begint mee te zingen.
If you have five Seconds to spare, then I’ll tell you the story of my life.
Daar waar eerst helemaal niets was, speelt zich nu een glorieuze real life pop-up musical af. Remco, het verveeld zoenende stel, de slapende man, het echtpaar in trainingspak, de tand; we zingen als nooit tevoren.
That’s the story of my life. The story of my life.
Oh de kracht van het juiste liedje op het juiste moment. Het werkt als lucht in een springkasteel. Licht in een kijkdoos. Openslaande deuren in een Efteling attractie.
I like it here, can I stay?
De vraag stellen is ‘m beantwoorden. Zeker in het geval van zanger Morrissey. I like it here, can I stay?
Het blijft stil.
De jukebox kraakt. De regen tikt. Het echtpaar staart. En de terreinknecht dooft de lichtmasten.
Het leven is een opblaasdom.
Laat een reactie achter